Domesticatie

De geit is ongeveer tienduizend jaar geleden gedomesticeerd, waarschijnlijk in het Midden Oosten. Anders dan bijvoorbeeld het paard en de koe, komen er nog steeds veel wilde geitenrassen voor, vooral in Zuid-Europa, Afrika en Azië. De geit wordt gezien als de koe van de armen. In Nederland was dat voor de Tweede Wereldoorlog net zo als dat nu nog in de armere delen van de wereld is. De geit werd gehouden voor melk, vlees, wol (haar), huiden en mest, en om de kar te trekken (de bokkenkar). Geiten hadden ook een spaarfunctie: de verkoop van jonge geiten zorgde voor een constante inkomstenbron. Als er acuut meer geld nodig was, was er altijd wel een geit die verkocht kon worden.
Na de Tweede Wereldoorlog is de welvaart in Nederland heel snel toegenomen. De geit nam daarmee als melkproducent in populariteit af. Die populariteit is na de komst van het melkquotum voor de koeien in 1984, weer sterk toegenomen. Op dit moment is ongeveer driekwart van de geiten in Nederland melkgeit en de rest wordt voor de hobby gehouden. Hobbygeiten kunnen geiten van melkrassen zijn, maar vaak zijn het geiten van andere rassen.
Van alle geitenrassen komt maar één ras oorspronkelijk uit Nederland: de Nederlandse Landgeit. Het aantal is ongeveer honderd jaar geleden enorm teruggelopen door de import van melktypische geiten uit Zwitserland. Deze geiten werden gekruist met onze landgeit om tot een hogere melkproductie te komen. Daarmee verdween de landgeit bijna helemaal tot die uiteindelijk alleen nog maar in de dierentuin te zien was. Door terugkruisen is er momenteel weer een gezonde populatie landgeiten die door liefhebbers voor begrazing in stand wordt gehouden.
sluit