Specialisatie melkproductie

Rond 1975 werden de eerste echte geitenbedrijven voor de productie van melk en kaas op weg geholpen door de overheid. Het duurde daarna nog twintig jaar voordat zowel de consument als de producent er op ingespeeld waren. De consument moest wennen aan de ‘vreemde smaak’ van geitenmelk. Herinneringen aan vakanties naar Zuid Europa, waar geitenkaas heel gewoon is, en een reclamecampagne die benadrukte hoe gezond geitenmelk is, hebben er voor gezorgd dat de vraag sterk is toegenomen.
De geit is het enige landbouwhuisdier dat in Nederland (en wereldwijd) nog steeds gestaag in aantal toeneemt. In 2007 was er voor het eerst een lichte daling te zien in het aantal geiten jonger dan één jaar. Reden daarvoor is dat de geiten langer doorgemolken worden, waardoor er minder geiten geboren worden. Vroeger werden de geiten elk jaar gedekt. Maar geiten kunnen, anders dan koeien, heel lang melk blijven geven zonder dat er een nieuw jong geboren hoeft te worden.
Jonge geiten (en dan vooral de bokjes) brengen heel weinig op. Het is economisch aantrekkelijk om geiten minder vaak te dekken en dus langer door te melken. Tegenwoordig is een lactatie (de periode dat een geit melk geeft na het aflammeren) die twee jaar duurt geen uitzondering meer. Het aantal hobbygeiten (het verschil tussen het totaal aantal geiten en het aantal melkgeiten in de figuur) is over de jaren ook licht gegroeid. Voor de producent zijn zowel stalinrichting en melkapparatuur als de melkproductie van de geiten de afgelopen jaren sterk verbeterd. Momenteel neemt het aantal melkgeitenhouders af, maar het aantal geiten per bedrijf neemt sterk toe. De gemiddelde bedrijfsgrootte is zeshonderd geiten, maar met een groeiend aantal grote bedrijven van rond de drieduizend geiten.
sluit