|
Afwijkingen die door meerdere genen worden bepaald zijn veel lastiger te verbeteren door middel van selectie dan ziekten die
bepaald worden door een enkel gen. Omgevingsfactoren als voeding, opfok, vaccinatie, conditie, enzovoort spelen vaak een veel
grotere rol bij deze afwijkingen. Bovendien kan de ernst van de afwijking door meerdere genen sterk variëren. Er kan sprake
zijn van een klein beetje (maar één gen met een negatief allel) tot heel ernstig (veel genen met een negatief allel). Als
een dier maar een paar slechte allelen heeft en het is verder perfect opgefokt - altijd goed voer, niet te veel of te weinig
beweging, niet te zwaar en dergelijke - dan kan het zijn dat afwijkingen als heupdysplasie of elleboogdysplasie verborgen
blijven. Dat is heel mooi voor de hond, maar lastig voor de fokker, omdat hij moeilijker kan beoordelen of het een goed fokdier
is.
|
|
|
Om te kunnen beoordelen of een hond een goed fokdier is, moet een fokker naar verwante dieren kijken. Hoe doen de honden uit
hetzelfde nest het? Hoe doen honden uit andere nesten van dezelfde vader en/of moeder het? Op röntgenfoto’s is goed te zien
of het gewrichtsprobleem in aanleg aanwezig is, beter dan door te kijken of het dier kreupel loopt. Daarom stellen veel rasverenigingen
het verplicht om foto’s van de heupen en vaak ook van de ellebogen ter keuring aan te bieden voordat er met de hond gefokt
mag worden.
|
|
|
|