De dracht

De spermacellen hebben na ejaculatie (zaadlozing) ongeveer zeven uur nodig voordat ze een eicel kunnen bevruchten. Dit heet de capacitatietijd. De eicel heeft ook tijd nodig om zich klaar te maken voor de bevruchting. Na de ovulatie duurt het ongeveer achtenveertig uur voordat de eicel bevrucht kan worden. Dit gebeurt in de eileider, een soort slang waardoor de eicellen na de eisprong naar de baarmoeder worden geleid. Het bevruchte eitje daalt na de bevruchting verder af en komt in de uterus (baarmoeder) aan. Daar nestelt het zich in het weefsel van de baarmoederwand op dag zeventien of achttien na de ovulatie. Die eerste tweeënhalve week voor innesteling is een kritieke periode. Als de innesteling niet goed verloopt, kan de foetus (het heel jonge hondje) niet groeien en kunnen de vruchtvliezen zich niet goed ontwikkelen. Bij mislukte innesteling worden de foetjes opgenomen door het lichaam van de teef.
Ongeveer vier tot vijf weken na de bevruchting vertonen de meeste teven een slijmerige afscheiding uit de vulva. Dit is een behoorlijk nauwkeurige indicatie van dracht. Een echo kan nog meer zekerheid geven. Vanaf achtentwintig dagen in de dracht is het mogelijk om via echografie de hartjes te zien kloppen. Bij sommige honden is het mogelijk om via palpatie (voelen door de huid heen) te bepalen of de teef drachtig is. En vanaf eenentwintig tot vijfentwintig dagen is het mogelijk om via een bloedtest te bepalen of de teef drachtig is. Dit gebeurt door het niveau van het hormoon relaxine in het bloed te bepalen. Relaxine wordt geproduceerd door het foetje (ongeboren hondje), is vanaf eenentwintig tot vijfentwintig dagen in de zwangerschap meetbaar en blijft de hele dracht meetbaar. De grootte van het nest is niet via een bloedtest vast te stellen.
sluit