Bewaren van diversiteit

De rasverenigingen van de Nederlandse rassen moeten veel moeite doen om deze oorspronkelijke rassen in stand te houden en de diversiteit in Nederlandse rassen te bewaren. Het aantal reuen en teven dat per ras gehouden wordt, is weliswaar vrij groot, maar het aantal fokteven en fokreuen is vrij klein. Het gevolg is dat er jaarlijks maar weinig nesten geboren worden. De dieren zijn merendeels in handen van liefhebbers die ze als huishond houden. Het verzorgen van een teef met een nest vraagt de nodige aandacht en ervaring. Veel reuen worden al op jonge leeftijd gecastreerd (veelal op advies van dierenartsen) om te voorkomen dat ze op oudere leeftijd achter de teven aan gaan zitten. De besturen van rasverenigingen moeten actief achter eigenaren van rashonden aan om hen zover te krijgen dat ze met goede dieren gaan fokken.
In het fokreglement van de rasverenigingen zijn verschillende bepalingen opgenomen om een te grote verwantschap van de dieren in de populatie te voorkomen. Men probeert het aantal nesten per teef en per reu beperkt te houden en van iedere fokteef en van iedere fokreu één nakomeling voor de fokkerij aan te houden. Vandaar dat men met zoveel mogelijk verschillende honden wil fokken.
Aantallen van de Nederlandse hondenrassen in 2008

ras

teven

reuen

fokteven

fokreuen

nesten

pubs

Hollandse herder langhaar

300

300

30

20

12

80

Hollandse herder ruwhaar

200

200

20

20

3

18

Hollandse herder korthaar

750

750

100

20

24

150

Kooikershondje

2500

2500

130

44

85

450

Drentsche Patrijshond

2500

2700

431

199

100

500

Stabijhoun

2000

2000

175

70

50

325

Wetterhoun

500

500

70

70

13

100

Nederlandse Smoushond

600

600

200

200

20

100

Nederlandse schapendoes

2000

2000

90

30

50

300

Saarlooswolfhond

600

600

Markiesje

600

600

sluit