|
In de productiesystemen voor vleeskuikens en voor leghennen wordt met vierwegkruisingen gewerkt. Voor elk systeem worden vier
basislijnen gebruikt. Elk van de vier basislijnen wordt geselecteerd op een klein aantal kenmerken uit het fokdoel met de
kenmerken die van belang zijn voor het hele systeem. Door de lijnen te combineren (kruisen) ontstaat een productiedier (eindproduct)
dat aan het volledige fokdoel voor het systeem voldoet.
|
|
|
Hier zie je een kruisingsschema voor vleeskuikens. De vier lijnen worden in de praktijk met A, B, C en D aangeduid. De A-
en B-lijnen worden vaderlijnen genoemd en C- en D-lijnen moederlijnen. Ruwweg worden de vaderlijnen geselecteerd op kenmerken
die van belang zijn voor het product vlees. In de moederlijnen wordt geselecteerd op kenmerken die van belang zijn om zoveel
mogelijk kuikens te produceren (dus vruchtbaarheid en goede kwaliteit broedeieren). In de vleeslijnen leidt de zware selectie
op vleesproductie tot slechte vruchtbaarheid. Naast de selectie op vruchtbaarheid geeft de kruising ook nog heterosis voor
vruchtbaarheid. Heterosis zorgt er ook voor dat de kuikens sterker zijn. Door beide effecten van heterosis kunnen 10% meer
kuikens worden geproduceerd.
|
|
|
Dit is een vierwegkruisingsschema. De grijze pijlen geven aan dat in de basislijnen selectie plaatsvindt |
|
|
|