De fokkerijpiramide

Het kruisingsschema (zie vierwegkruising) is onderdeel van een productiesysteem, een fokkerijkolom waarin de stappen van selectie en kruising elkaar opvolgen. De kolom heeft de vorm van een piramide. Hoe verder naar beneden in de kolom, des te groter is het aantal dieren. In de top van de piramide zitten de basislijnen en onderaan de eindproducten. De grootte van de lagen geeft het relatieve aantal dieren in die laag aan.
Het eindproduct is de vleeskip of de leghen, deze kippen zijn het resultaat van een vierwegkruising. Zij zijn gemaakt uit de ouderdieren die tweewegkruisingen zijn: de vader (AB) komt voort uit kruising van een A-haan met een B-hen, en de moeder (CD) komt voort uit een kruising van een C-haan met een D-hen. De grootouders zijn dus geen kruisingsdieren, maar zij zijn voortgekomen uit paringen van dieren van dezelfde lijnen (dus A*A of D*D, etc.).
Nu komt er een verschil in de opbouw van de top van de piramide voor leghennen en voor vleeskuikens: de grootouders van leghennen zijn directe nakomelingen van dieren uit de basislijnen. Maar bij de vleeskuikens zit er nog een laag tussen: de laag van overgrootouders.
Deze extra laag van overgrootouders is nodig omdat de eiproductie van de basislijnen veel lager is dan bij legrassen. Om voldoende ouders te produceren zouden de basislijnen veel groter moeten zijn. Maar dat betekent dat veel meer dieren de dure selectietests moeten ondergaan. Om kosten te besparen wordt de benodigde hoeveelheid ouderdieren in twee stappen geproduceerd: eerst een hoeveelheid grootouderdieren en uit deze grootouderdieren de ouderdieren.
Het is belangrijk te weten dat in de lagen boven de ouders, alle paringen tussen haantjes en hennetjes van dezelfde selectielijn gebeurt (dus A*A, B*B en zo verder), en dat vanaf de laag van de ouders alle paringen tussen haantjes en hennetjes van verschillende lijnen plaatsvinden.
In de figuur zie je productiepiramide voor broilers (slachtkuikens) en leghennen (daar is de laag met overgrootouders niet nodig). De top (in geel) is in handen van de fokkerijorganisatie. In de zuivere lijnen vindt de echte selectie plaats. In de basislijnen vindt de echte selectie plaats. De overgrootouders en grootouders worden op bedrijven van pluimveehouders gehouden maar zijn eigendom van de fokkerijorganisaties. De vermeerdering en de uiteindelijke productie van het eindproduct: vlees of eieren, is in handen van individuele pluimveehouders. De vorm van de piramide laat al zien dat het van weinig naar heel veel dieren gaat. Per dier in de top (de zuivere lijnen) worden er ongeveer 2,5 miljoen broilers geproduceerd en 550 000 leghennen (natuurlijk zijn de zuivere lijnen bij de broiler heel anders dan de zuivere lijnen bij de leghennen!). Dit aantal dieren is niet eens voldoende om Nederland te bevoorraden, laat staan de halve wereld! Je begrijpt dus dat er veel dieren per zuivere lijn bestaan. En er bestaan ook veel zuivere lijnen, bestemd voor de verschillende markten en houderijomstandigheden
sluit