Fokdoel eiproductie

Voor de legsector is het fokdoel heel simpel: ‘eieren van goede kwaliteit en zo goedkoop mogelijk’. De belangrijkste kenmerken in het fokdoel zijn:
Het aantal eieren dat een hen in haar productieve leven in de legperiode legt. Afhankelijk van de gebruikte rassen in de kruising legt een hen witte of bruine eieren. De veerkleur zegt niets over de kleur van het ei!
De kwaliteit van de schaal. De schaal moet in orde zijn wat betreft vorm, kleur en gaafheid. De meeste eiermarkten voor verse consumptie-eieren prefereren bruine eieren en dan liefst zo donker mogelijk. Consumenten blijken dat als het meest natuurlijk te beschouwen, maar bruine stippen op de eieren wordt weer minder gewaardeerd. In Amerika heeft men liever eieren met witte schaal; daar wordt dat als hygiënischer beschouwd. Ongeveer acht procent van de geproduceerde eieren is niet geschikt om als verse consumptie-eieren in de supermarkt te verkopen vanwege schaalfouten. Dat zijn bijvoorbeeld eieren met breuken, verkeerde kleur of ongelijke kalkafzetting. Door middel van fokkerij wordt geprobeerd die fouten terug te dringen, maar voor een deel veroorzaakt de leeftijd van de kip deze fouten: naarmate kippen ouder worden in de legperiode leggen zij meer eieren met een verkeerde eischaal, die ook nog eens lichter van kleur is.
De kwaliteit van de inhoud van een ei: de kwaliteit van het eigeel (de dooier) en het eiwit. Van beide moet de kleur goed zijn en er mogen geen afwijkende vlekken of geurtjes aanwezig zijn. Bovendien moeten de eieren gezond zijn en vrij van ziektekiemen. Een aantal afwijkingen (geur en kleur) worden door het voer veroorzaakt, maar sommige rassen zijn gevoeliger voor voer met verkeerde geur dan andere. Zo zijn er bruine legrassen die aan de eieren een soort visgeur meegeven als het voer koolzaad bevat.
De uitloop van het ei. Van sommige eieren loopt het eiwit heel erg uit als je ze in de pan laat lopen, terwijl van andere het eiwit mooi rond de dooier blijft plakken. Dat laatste is meer gewenst. Echter hoe ouder het ei, hoe meer het eiwit uitloopt, maar hoever het eiwit uitloopt heeft ook een erfelijke achtergrond.
Het gewicht van het ei. Een leghen legt niet altijd eieren van hetzelfde gewicht. Als de kip ouder wordt in de legperiode, dan worden de eieren zwaarder. De eieren in het begin van de legperiode wegen veertig tot vijftig gram en nemen snel in gewicht toe tot zestig gram bij een leeftijd van dertig tot vijfendertig weken. Tegen het eind van de legperiode wegen de eieren zesenzestig tot achtenzestig gram. De duurste eieren zijn niet de grootste eieren, maar die uit de tussenklasse.
De voederconversie. De productie wordt goedkoper, als de productie minder voer kost. De grootste kostenpost is het voer dat een kip nodig heeft in de periode van de leg. De efficiëntie van een kip wordt in voerconversie (vc) uitgedrukt en is vc = kg voer / kg eimassa. De kg eimassa = aantal eieren * ei-gewicht.
sluit