|
Behoud van genetische diversiteit
|
|
De industrialisatie van de productie heeft ertoe geleid dat wereldwijd de professionele productie van vleeskuikens en eieren
wordt uitgevoerd met een zeer beperkt aantal lijnen. Deze hebben de plaats ingenomen van een groot aantal zuivere rassen die
zo’n honderd jaar het vlees en de eieren leverden. Deze oorspronkelijke rassen bestaan nu alleen nog bij kleine producenten
in ontwikkelingslanden of bij hobbyisten in de ontwikkelde landen. Het gevolg is dat van de 1.273 door de FAO getelde rassen
op de wereld er maar 321 niet in hun bestaan bedreigd worden. Bij de meeste hobbyrassen is maar een zeer klein aantal fokkers betrokken. Als een van hen ophoudt met zijn hobby dan betekent
dat direct een flinke daling van het aantal dieren in dat ras. Het is echter belangrijk om zoveel mogelijk rassen te behouden,
omdat een ras een kenmerk kan hebben dat in de toekomst van nut kan zijn. Een voorbeeld daarvan is het naakthalsgen dat nu
weer wordt gebruikt in de fokkerij. Ook kan het zijn dat de genotypen van nu veel gevoeliger blijken te zijn voor bepaalde
ziekten die in de toekomst optreden dan bepaalde lokale rassen. Zo is het wijd verbreide gen voor bevederingssnelheid gevoeliger
voor een bepaalde vorm van leukose, een ziekte waarbij de witte bloedcellen uitgeschakeld worden. Dieren worden ziek en sterven
hieraan. Iedereen in de wereld van de kippenfokkerij is er van overtuigd dat er wat moet gebeuren om rassen te beschermen. De industrie
heeft inmiddels wel een aantal lijnen met aparte eigenschappen die zij kunnen gebruiken, maar deze lijnen worden niet opgenomen
in een wereldwijd conserveringsprogramma. Ook zijn er internationale afspraken gemaakt over het behoud van pluimveerassen en de meeste landen hebben zich daaraan geconformeerd.
Er zijn verschillende initiatieven gestart om voorlichting te geven over het hoe en waarom van rasbehoud en in de genenbank
wordt ook genetisch materiaal opgeslagen.
|
|
|
|