Selectie hengsten

Bij het KWPN (Koninklijk Warmbloed Paardenstamboek Nederland) worden de jonge hengsten, die men graag als dekhengst zou willen inzetten voor de fokkerij, eerst ‘voorgekeurd’. Dit wordt ook wel de ‘eerste bezichtiging’ genoemd. Deze keuring vindt in het najaar plaats. De hengsten zijn bij de eerste keuring ongeveer 2,5 jaar oud. Zij worden aan de hand en los (vrij springen) bekeken, maar zij worden ook op basis van hun afstamming beoordeeld. De beste hengsten gaan (meestal in februari) door naar de tweede en derde bezichtiging.
De beste hengsten van de derde bezichtiging krijgen vervolgens een uitnodiging om deel te nemen aan het centrale verrichtingsonderzoek. Dit onderzoek duurt zeventig dagen en vindt plaats op het KNHS-Centrum (KNHS Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie). Daar worden de hengsten zadelmak (of tuigmak bij de tuigpaarden) gemaakt en daar leren zij de eerste beginselen van dressuur of springen (of aangespannen rijden bij de tuigpaarden). Tijdens deze zeventig dagen is er een aantal examendagen waarop de hengsten hun vorderingen kunnen laten zien. Aan het eind van deze periode is er een eindexamen en worden de hengsten voor één jaar goedgekeurd (of afgekeurd) als dekhengst.
In het verrichtingsonderzoek wordt de sportaanleg van de potentiële dekhengsten getest. Dit gebeurt omdat het fokdoel beschrijft dat rijpaarden gefokt worden om op het hoogste niveau in de dressuur en het springen te presteren. Bovendien stelt de KWPN hoge eisen aan de hengsten wat betreft het karakter, de kwaliteit van het sperma en de gezondheid. Een jaar nadat de hengst is goedgekeurd, worden de eerste veulens van deze dekhengsten gekeurd. De hengsthouder mag een deel van de nakomelingen van zijn hengst zelf selecteren, een ander deel prikt het KWPN willekeurig uit de lijst van nakomelingen. Afhankelijk van de kwaliteit van de veulens kan de hengst dan voor drie jaar worden goedgekeurd. De volgende stap is dat driejarige nakomelingen worden beoordeeld, waarna de hengst voor nog eens vier jaar kan worden goedgekeurd. Na nog eens vier jaar, dus als de hengst acht jaar oud is kunnen de nakomelingen onder andere op hun sport prestaties beoordeeld worden en daarna kan de hengst voor nog eens vier jaar worden goedgekeurd. Mochten de nakomelingen tijdens de tests niet aan de eisen voldoen, dan wordt de hengst op wacht gezet. Ieder beoordelingsmoment bekijkt de KWPN opnieuw of de nakomelingen goed genoeg zijn. Als de hengst goed door alle beoordelingsmomenten is gekomen en als de eerste nakomelingen elf jaar zijn, kan de hengst definitief goedgekeurd of afgekeurd, worden.
De beoordeling van de nakomelingen van een hengst is niet de enige beoordeling. Een dekhengst kan ook worden afgekeurd als zijn fokwaarde onder de 120 zakt. De gemiddelde fokwaarde van de populatie wordt ieder jaar opnieuw op 100 gezet (zie Algemene theorie Fokwaardeschatting). Hengsten met een fokwaarde boven de 120 zijn dus bovengemiddelde paarden en daardoor in staat om met hun nakomelingen (en daarmee het gemiddelde van de populatie) het gemiddelde van de fokkerij te verbeteren. Met een fokwaarde tussen de 120 en 130 is een hengst een bespreekgeval. Een fokwaarde boven de 130 is prima. Men keurt hengsten met fokwaarden onder de 120 af om de beschikbare dekhengsten van bovengemiddelde genetische kwaliteit te houden.
Wanneer een hengst op zeven- of elfjarige leeftijd wordt afgekeurd, heeft hij al veel nakomelingen. Met de vaderhengst mag dan niet meer gedekt worden. Mocht deze hengst nog nakomelingen krijgen, nadat hij is afgekeurd, dan worden die nakomelingen niet opgenomen in het stamboek.
sluit