Fokwaarde

Iedere prestatie van een paard kan worden gezien als een optelsom van aanleg (genetische aanleg van het paard) en omgevingsinvloeden (training, ruiter, voeding, stalling, gezondheidszorg enzovoort.). Bij het fokken van paarden is de aanleg belangrijk, want alleen dat wordt via de genen doorgegeven aan de nakomelingen. Een fokwaarde is een schatting van die genetische aanleg. Die wordt uitgedrukt ten opzichte van het gemiddelde van een populatie. Vaak wordt dat gemiddelde dan op honderd gesteld. Een paard met een fokwaarde van honderdvijftig is dus beter dan gemiddeld.
Fokwaarden zijn getallen die de geschatte genetische aanleg van een dier weergeven. Dus een hoge fokwaarde voor springen wil zeggen dat het dier waarschijnlijk goede eigenschappen voor een springpaard doorgeeft aan zijn nakomelingen. Bij veel kenmerken wordt de fokwaarde pas betrouwbaar als ook prestaties van broers, zussen en vooral van nakomelingen worden meegenomen. Daarom heeft een hengst pas een betrouwbare fokwaarde als hij al relatief oud is: er moeten eerst veel nakomelingen worden geboren. Om de fokwaarden te bepalen van de sportkenmerken moet de hengst zelfs nog wat ouder zijn dan voor het vaststellen van de fokwaarde van de uiterlijke kenmerken. De nakomelingen kunnen pas na jaren in de sport presteren, terwijl uiterlijke kenmerken al op jonge leeftijd gemeten kunnen worden. Het is ook mogelijk fokwaarden te schatten voor merries. Maar omdat die vaak veel minder nakomelingen krijgen dan hengsten, kunnen hun fokwaarden nooit zo nauwkeurig geschat worden als die van hengsten.
sluit