Fokwaardeschatting

Het KWPN, Koninklijke Warmbloed Paardenstamboek Nederland, maakt gebruik van een zogenaamde glijdende schaal voor de fokwaarden. Dat wil zeggen dat de gemiddelde fokwaarde van alle paarden voor elk kenmerk elk jaar opnieuw op honderd wordt gesteld. Dus elk jaar hebben de op dat moment gemiddelde paarden een fokwaarde van honderd. Het kan dat een hengst die tien jaar geleden nog een fokwaarde van honderdvijftig had voor springen, nu nog maar een fokwaarde van honderd heeft. Dat komt omdat de paarden nu genetisch beter zijn dan tien jaar geleden. Dat komt dan weer doordat de paarden van nu afstammen van de genetisch beste paarden van vroeger. Zij zijn daardoor genetisch beter dan paarden van een aantal jaren geleden: er is genetische vooruitgang geboekt.
Door die glijdende schaal in de fokwaarden is de verdeling van de fokwaarden van de paarden rond de gemiddelde fokwaarde per definitie altijd gelijk: bij tweederde van de paarden liggen de fokwaarden voor de sportkenmerken tussen de tachtig en hondertwintig punten. Een fokwaarde boven honderdtwintig is daarom bovengemiddeld. Voor de uiterlijke kenmerken liggen de fokwaarden van tweederde van de paarden tussen de zesennegentig en honderdvier. Daar zijn paarden met een fokwaarde boven honderdvier beter dan gemiddeld. Dit verschil in sportkenmerken en uiterlijke kenmerken ligt in de variatie die in de populatie voorkomt. Die is groter bij de sportkenmerken dan bij de uiterlijke kenmerken.
sluit