Kunstmatige voortplanting (ET)

Embryotransplantatie wordt niet veel toegepast bij paarden. Met name omdat het een heel kostbare techniek is en omdat de kans op succes lager is dan bij dracht door de natuurlijke moeder. Bij embryotransplantatie wordt de merrie bevrucht (via KI of natuurlijke dekking). Op de zevende dag na de ovulatie wordt de bevruchte eicel uit de merrie gespoeld. Dat kan dan nog omdat de eicel nog niet in de baarmoeder is ingenesteld. De bevruchte eicel (het embryo) wordt in een andere merrie gebracht, een draagmoeder. De cyclus van die draagmerrie is van tevoren gesynchroniseerd (gelijk gemaakt) met die van de donor merrie (die het embryo levert). De donormerrie is nu niet meer drachtig en zou dat opnieuw kunnen worden. Dan zou weer het embryo uitgespoeld kunnen worden en in een ontvangster geplaatst, enzovoort. Op die manier kunnen dus meer nakomelingen van dezelfde merrie geboren worden.
Veelal worden er follikelstimulerende hormonen gebruikt om meerdere follikels tegelijk in de merrie te laten rijpen in een cyclus, waardoor er meerdere eitjes vrijkomen en bevrucht kunnen worden.
Voordelen van embryotransplantatie:
er kunnen meer veulens uit de allerbeste merries geboren worden;
merries die erg goed presteren in de sport kunnen toch nakomelingen krijgen, zonder dat zij langdurig uit de sport te hoeven te worden genomen;
soms kunnen merries zelf geen veulen dragen. Als ze verder erg goed zijn kan ET een uitkomst bieden.
De kansen op een succesvolle dracht bij de donormerrie zijn, voor een jonge en gezonde merrie, ongeveer 25% tot 56%. Dit is lager dan bij een gewone dracht (ongeveer 50% tot 80%), maar dat komt doordat de transplantatie (het overbrengen in de andere merrie) extra risico met zich meebrengt.
sluit