Kunstmatige voortplanting klonen

In de paardenhouderij zijn individuele dieren soms heel veel geld waard. Dit geldt zeker voor dieren die erg gewild zijn in de fokkerij. Omdat hun voortplantingsmogelijkheden beperkt zijn, de productie aan spermacellen of eicellen (embryo’s) is vaak veel kleiner dan de vraag, heeft men een methode ontwikkeld waarmee dieren gekopieerd kunnen worden. Dat heet klonen of kloneren.
Klonen gaat als volgt in zijn werk. In het laboratorium verwijdert men de celkern uit de eicel van een merrie. De celkern bevat al het erfelijk materiaal van de donor van deze eicel. Van het dier waarvan men een kopie wil maken (merrie, hengst of ruin), haalt men de kern uit een gewone lichaamscel en plaatst die in de eicel waar geen kern meer inzit. Uit deze eicel groeit dan een embryo dat in een draagmoeder geplaatst kan worden. De kern die getransplanteerd wordt, bevat het complete DNA van het dier waarvan men een kloon wil maken (bevruchting is dus overbodig!). Het veulen dat uit het embryo geboren wordt, heeft de erfelijke aanleg van het dier dat gekopieerd moest worden. Het is zelfs genetisch een exacte kopie, een kloon van dat dier. Deze methode is in Frankrijk voor het eerste succesvol toegepast. Men slaagde erin om een kloon te fokken van een ruin die het in de sport uitstekend deed en waarvan men toch graag veulens wilde fokken.
sluit