Inteelt voorkomen

Er is een aantal maatregelen dat een stamboek kan nemen om de inteelttoename onder controle te houden:
optimale bijdrage van de hengsten en merries bepalen en je daaraan houden;
dekbeperkingen;
‘vers bloed’ uit het buitenland halen;
kruisen;
genenbank.

Er zijn speciale statistische technieken waarmee bepaald kan worden welk dier met welk dier moet worden gepaard en hoeveel nakomelingen een dier mag krijgen. Op die manier wordt de toename in inteelt zo laag mogelijk gehouden. Deze methode heet de methode van de optimale bijdrage. Het nadeel van deze methode is dat die technieken op populatieniveau werken. Dat betekent dat de individuele eigenaar geen inspraak meer heeft in de vraag of er met zijn dier gefokt mag worden en zo ja, hoe vaak en met welke partner. Dat is in de paardenfokkerij geen realistische oplossing. Maar het principe dat individuele dieren niet te vaak gebruikt mogen worden, is wel realistisch. Bij de Friezen wordt al gepubliceerd hoe de hengsten aan elkaar verwant zijn. Dit helpt bij de keuze van een hengst voor de merrie.

Daarnaast zijn dekbeperkingen een mogelijkheid om het gebruik van hengsten aan banden te leggen. Op die manier wordt voorkomen dat de populairste hengst heel veel meer merries dekt dan een andere hengst. Bij de Friese paarden wordt er ook al met dekbeperkingen gewerkt. De Friese paarden zijn onderling behoorlijk aan elkaar verwant. Dat betekent dat toename in inteelt niet te vermijden valt, maar het kan wel beperkt worden. Daarom zijn er dekbeperkingen ingesteld, die moeten voorkomen dat individuele hengsten te veel nakomelingen zouden krijgen.

Een derde methode om inteelttoename te beperken (of zelfs om te buigen in een inteeltafname!) is de dieren paren met niet-verwante dieren. Dat kan door dieren of sperma uit het buitenland te importeren. Bij veel stamboeken gebeurt dat al. Hoewel het doel van deze import niet altijd het binnenbrengen van niet-verwante dieren is, is dat wel een positief bijeffect.

Een laatste manier om inteelt te beperken is kruising. Soms is de populatie zo klein dat deze niet langer kan blijven bestaan, tenzij er ingekruist wordt met een ander ras. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het Groninger paard, dat na kruising met de Oldenburger weer levensvatbaar is. Een andere reden om te kruisen is de wens om kenmerken in het ras snel te verbeteren. Dat is bijvoorbeeld bij het Nederlands tuigpaard (KWPN) gebeurd. Voor het kruisen is veel gebruik gemaakt van de Hackney en meer recent ook de American Saddlebred. Eigenlijk kan het KWPN-paard geen ras genoemd worden. Het KWPN is een open stamboek dat, met uitzondering van het Gelderse paard, veel gebruik maakt van met name Duitse, maar ook Franse, Engelse en Belgische rassen. Heel veel KWPN-paarden zijn dus kruisingen. Het KWPN is officieel een fokkerij organisatie met drie fokrichtingen.
sluit