Selectie op melkproductie

Alleen de vrouwelijke runderen geven melk en pas nadat ze een kalf gekregen hebben. Dat maakt de selectie op melkproductie niet gemakkelijk. Bij stieren duurt het ongeveer vijf jaar voordat je ze een fokwaarde voor melkproductie kunt geven. Bij de stier zelf kun je namelijk niet de erfelijke aanleg voor melkproductie vaststellen. Maar de stier is wel voor de helft verantwoordelijk voor de erfelijke aanleg voor melkproductie van zijn dochters. Bij de vrouwelijke dieren kan de erfelijke aanleg voor melkproductie pas op oudere leeftijd (twee jaar) vastgesteld worden als ze min of meer volwassen zijn. Bij een koe kun je haar eigen fokwaarde pas schatten op het moment dat ze bijna drie jaar oud is. Omdat de dochters van een stier pas op ongeveer tweejarige leeftijd afkalven en melk gaan produceren, zijn stieren dus meestal vijf jaar oud voordat ze een fokwaarde voor melkproductie krijgen gebaseerd op de melkproductie van dochters.
De selectie van koeien en stieren op melkproductie gebeurt aan de hand van gegevens over de melkproductie van individuele koeien in de lactatieperiode. Het meten van de melkproductie van individuele koeien is heel belangrijk voor de bedrijfsvoering. Het levert tegelijkertijd gegevens op die voor de fokkerij gebruikt kunnen worden. De `melkcontrole’ kun je uitvoeren door een registratie van de individuele melkproductie per dag van alle koeien op een bedrijf met een periode van drie, vier, vijf of zes weken er tussen. Een medewerker van de regionale melkcontrolevereniging, de monsternemer, kan de melkcontrole uitvoeren. Maar de veehouder kan de melkcontrole ook zelf uitvoeren. Naast de hoeveelheid melk in kg wordt in een mengmonster van de avond-  en morgenmelk standaard het percentage vet, eiwit en lactose vastgesteld. Ook het celgetal en de ureumconcentratie kunnen gemeten worden. Het celgetal zegt iets over de uiergezondheid en de ureumconcentratie zegt iets over de benutting van eiwit in het rantsoen. De gegevens van deze individuele melkcontrole (kg melk, kg vet, kg eiwit, % vet en % eiwit) worden gebruikt om niet alleen de fokwaarden van de individuele koeien te schatten, maar ook van de stieren die de vaders van deze koeien zijn.
sluit