Fokwaardeschatting: vergelijking binnen bedrijven, jaren en seizoenen

De meeste runderen die melk en of vlees produceren, lopen een deel van het jaar buiten in de wei. De andere runderen worden in eenvoudige stallen gehouden waarin daglicht en buitentemperatuur nog duidelijk merkbaar zijn. Dit maakt dat het seizoen (temperatuur, daglicht) direct invloed kan hebben op de melkproductie en de groei. Daarnaast zijn er ook nog indirecte effecten van de seizoenen, bijvoorbeeld omdat het rantsoen afhankelijk is van het seizoen of omdat ziekten alleen in bepaalde seizoenen voorkomen.
Runderen krijgen een groot deel van het jaar geconserveerd ruwvoer te eten: hooi, grassilage en maïssilage. De kwaliteit van dit geconserveerde ruwvoer, maar ook van het verse gras dat in de wei gegeten wordt, kan ieder jaar sterk verschillen. Dit verschil in de kwaliteit van het voer heeft ook grote invloed op de melkproductie en de groei van de runderen.
Tussen rundveebedrijven zien we tegenwoordig ook nog eens grote verschillen in bedrijfsvoering: bijvoorbeeld of de runderen wel of niet het hele jaar op stal staan, of het bedrijf beschikt over snijmaïssilage en hoeveel krachtvoer de runderen als `bijvoeding’krijgen. Ook deze verschillen zie je terug in melkproductie en in groei.
Om rekening te houden met de effecten van bedrijfsvoering, jaar en seizoen worden bij de fokwaardeschatting (voor melk en ook voor vleesproductie) de resultaten van de nakomelingen van de stier waarvoor je de fokwaarde wilt schatten, altijd vergeleken met de resultaten van de nakomelingen van de andere stieren die op hetzelfde bedrijf in hetzelfde jaar en in hetzelfde seizoen geproduceerd hebben. Dit is een krachtige methode om de effecten van bedrijf, jaar en seizoen uit te schakelen in de fokwaardeschatting.
sluit