Conditie

In het begin van de lactatie kost de melkproductie een koe meer energie dan zij via het voer binnenkrijgt. In die fase wordt lichaamsvet afgebroken om de koe genoeg energie te geven voor de melkproductie en voor het onderhouden van haar lichaam. De koe verkeert in die periode in een ‘negatieve energiebalans’. Deze periode begint al in de laatste weken van de dracht. Dan loopt de voeropname terug, het groeiende kalf vraagt meer energie en ook de uier heeft meer energie nodig omdat de melkproductie op gang komt. Na een aantal weken in de lactatie is de voeropname weer op peil en gaat de melkproductie dalen. De koe komt dan in een ‘positieve’ energiebalans en gaat weer vet aanzetten. De hoeveelheid vet die het lichaam draagt, is aan de buitenkant te zien en te voelen. Zo kan de conditie van een koe worden gescoord.
Uit de figuur blijkt dat de lengte van de droogstand de conditie beïnvloedt: geen of een korte droogstand leidt tot een lagere vetaanzet (conditie) dan een normale droogstand. Koeien met een droogstand van acht weken, die meer vet aangezet hebben voor het afkalven, benutten na het afkalven ook meer lichaamsvet voor melkproductie en hebben negatievere energiebalans.
Het conditieverloop in de periode van lactatie geeft het tegenovergestelde beeld van het verloop van de melkproductie. In de melkveefokkerij wordt niet geselecteerd op voeropname, maar wel op melkproductie. Koeien met een hogere melkproductie hebben een sterkere negatieve energiebalans en daardoor een lagere conditiescore.
Een negatieve energiebalans en een afnemende conditie gaan ten koste van de vruchtbaarheid. Bij de bedrijfsinspectie wordt daarom de conditie van de koeien die eenmaal gekalfd hebben, gescoord en vastgelegd voor de fokwaardeschatting. Met selectie op conditie wordt de negatieve energiebalans van de koe verkleind en de vruchtbaarheid bevorderd.
sluit