Geboortemoeilijkheden

Bij de geboorte van een kalf kunnen er problemen voorkomen. Dit kan verschillende oorzaken hebben:
Er zijn rasverschillen in afkalfgemak. Grote verschillen zijn er bijvoorbeeld tussen de Jersey, die heel gemakkelijk afkalft, en de Belgische Blauwe, die heel vaak een keizersnede krijgt.
Er zijn meer problemen bij vaarzen dan bij koeien, omdat de vaarzen nog niet helemaal volgroeid zijn.
Stierkalveren worden gemiddeld moeilijker geboren dan vaarskalveren, omdat stierkalveren zwaarder zijn.
De vorm van het bekken van de moederdieren kan erg verschillen. Dat valt van buitenaf vast te stellen door de kruisligging te beoordelen en de kruisbreedte te meten. Hoe meer de kruisligging naar beneden helt en hoe groter de kruisbreedte, des te gemakkelijker verloopt de geboorte. Deze eigenschap van de moeder heet afkalfgemak.
De lichaamsbouw en het gewicht van het kalf zijn van invloed op het verloop van de geboorte. Deze eigenschap van het kalf noemen we geboortegemak.
Het is mogelijk zowel voor afkalfgemak als voor geboortegemak fokwaarden te berekenen. Hiervoor is het essentieel om het verloop van de geboorte te registreren. De fokwaarde voor geboortegemak gebruikt de fokker vooral om te bepalen welke stieren geschikt zijn met pinken te bevruchten, waarmee hij wil fokken. In vaktaal zijn dit de pinkenstieren. Het gebruik van pinkenstieren bij pinken zorgt voor weinig geboorteproblemen tijdens het eerste afkalven.
Het verschil tussen afkalfgemak en geboortegemak is goed te illustreren met de Belgische Blauwe. In de raszuivere fokkerij moeten vaak keizersneden worden uitgevoerd omdat de bekkendoorgang van het moederdier te klein is voor het kalf. Het afkalfgemak laat dus veel te wensen over. Als een Belgische Blauwe stier wordt gebruikt voor een kruising met een Holstein Friesian koe, zijn er nauwelijks problemen. Het geboortegemak van het ras in de kruising is dus goed en de Holstein Friesian koe heeft een hoger afkalfgemak dan de Belgisch Blauwe koe.
sluit