|
Bij begrazing denken veel mensen direct aan de heideschapen. Dat zijn die schapen met een lange vacht, die in Nederland worden
gebruikt voor de begrazing van natuurgebieden zoals de heidevelden. Deze schapen worden vaak in kuddes gehouden en gaan met
een herder het gebied in om ’s avonds weer in de schaapskooi terug te komen. De belangrijkste rol van deze rassen is het in
stand houden van het landschap. Maar schapen hebben in het algemeen een goede invloed op de graszoden. Het is goed voor een weiland om er, nadat er koeien
of paarden in gelopen hebben, een kudde schapen in te laten grazen. Met hun kleine hoeven trappen ze de zoden aan waar de
koeien en de paarden met hun grotere hoeven gaten hebben getrapt. Schapen eten bovendien de pollen gras (mestplekken) die
koeien en paarden laten staan. Schapen hebben ook andere parasieten (wormen) dan koeien en paarden. Dat maakt de kans op infectie
voor de koeien en paarden kleiner, wanneer er schapen tussendoor op het stuk land zijn geweid. Ten slotte zijn er bepaalde
kwetsbare gebieden waar koeien en paarden niet geweid kunnen worden, op de dijken bijvoorbeeld. Daar worden vaak schapen geweid
die voor het vlees worden gehouden. De hoge kwaliteit van het gras zorgt voor een goede groei van de schapen en de pootjes
van de schapen zorgen voor een stevig aangestampte dijk. Bovendien is het maaien van de dijken lastig vanwege de helling en
de kwetsbare kanten.
|
|
|
|