|
Het Zeeuws en Fries Melkschaap lijken zo op elkaar dat er maar één ras wordt onderscheiden: het melkschaap, het Fries-Zeeuws
Melkschaap of het Nederlands melkschaap. Het zijn drie namen voor hetzelfde ras. Er zijn twee stamboeken, maar veel schapenhouders
gebruiken de beide soorten door elkaar. Melkschapen komen in Vlaanderen, Nederland, Duitsland en Denemarken langs de kust
voor en zijn duidelijk te onderscheiden van andere schapen. Ze hebben een grote, slanke bouw, grote oren, een roze neus en
een kale staart. Melkschapen zijn seizoensmelkers. Ze krijgen gemiddeld ruim twee lammeren die geboren worden in februari of maart. Na zes
weken worden de lammeren gespeend, waarna de ooien verder machinaal worden gemolken. In oktober stoppen de meeste schapen
met melk geven. In die periode van tweehonderdvijftig dagen of meer produceren deze schapen ongeveer –vier- tot zevenhonderd
liter melk. Het vetgehalte van de melk bedraagt zes tot zeven procent en het eiwit gehalte vijf tot zes procent. Dat is duidelijk
hoger dan bij koeien (ongeveer vier procent vet en drieënhalf procent eiwit). Van de melk wordt voornamelijk kaas gemaakt,
zowel zachte als harde.
|
|
|
|