Graasrassen

Diverse vlees- en melkrassen worden ook gebruikt om te grazen op goede grasgebieden zoals op de dijken. Let op zij worden daarvoor gebruikt, maar het hoofddoel van deze rassen is niet begrazing, maar vlees- of melkproductie. Dit geldt niet voor de heideschapen,die worden tegenwoordig ingezet met het hoofddoel het begrazen van natuurgebieden. Vroeger waren de heideschapen de schapen van de zeer arme mensen die op de zandgronden woonden. Zij gebruikten de heideschapen met name voor de mest (die de dieren ’s nachts in een schaapskooi achterlieten). De mest was onmisbaar voor de akkerbouw. Vlees, melk en wol waren, net als huiden en botten, bijproducten. De wol werd wel gebruikt, maar was van zeer grove kwaliteit, waardoor de kleding niet erg comfortabel was om te dragen. De huiden (leer) en de botten (bijvoorbeeld voor het lemmet van messen) van de geslachte dieren werden uiteraard ook gebruikt, maar waren een bijproduct. Met de komst van de kunstmest zijn de heideschapen hard in aantal achteruitgegaan. Tegenwoordig is de mest niet meer belangrijk en worden de heideschapen, behalve voor de hobby, gebruikt om te voorkomen dat heidevelden en andere natuurgebieden begroeid raken met bomen en bos worden.
In Nederland komen de volgende graasrassen voor:
Het Drents Heideschaap
Het Schoonebeeker Heideschaap
Het Veluws Heideschaap
Het Kempisch Heideschaap
Het Mergellandschap
sluit