Domesticatie

De ruim elf miljoen varkens, die in Nederland worden gehouden, stammen af van het wilde varken dat vanouds her in de bossen leeft. Zo’n negen duizend jaar geleden hebben onze voorouders deze wilde varkens geleidelijk tam gemaakt. Dat lijkt op zes plaatsen in Europa en Azië onafhankelijk van elkaar gebeurd te zijn. In de winter konden mensen in leven blijven dankzij het varken. Een varkenskarkas zorgde voor spek en vlees, voor energie en eiwitten. In de negentiende eeuw hielden veel mensen varkens in de buurt van hun huis of trokken met deze dieren de bossen in om hen daar hun voedsel te laten opscharrelen. Er kwamen verschillende soorten varkens voor, maar uiteindelijk bleef alleen het grootorige varken met echte hangoren over. Het was een ruig varken dat in veel kleuren voorkwam. In het midden van de negentiende eeuw werd ter verbetering van het grootorige varken een aantal Engelse rassen (Middle White en Large White (beide Yorkshires), Berkshire en Tamworth) en Duitse en Deense Landvarkens ingevoerd. Geleidelijk ontstonden het Nederlandse Landvarken en de Groot Yorkshire. Het grootorige varken stierf uit.
© Nationaal Veeteeltmuseum
sluit