|
In het begin van de twintigste eeuw zette men in de noordelijke helft van Europa fokprogramma’s voor varkens op. In Nederland
ontstonden eerst op dorpsniveau varkensfokverenigingen, maar al snel werden op provinciaal en landelijk niveau stamboeken
opgericht. Een belangrijke eerste stap in de fokkerij was en is het vastleggen van de afstamming en de identificatie van de
biggen.
|
|
© Nationaal Veeteeltmuseum |
|
|
In Nederland kreeg de fokkerij een impuls door de grote vraag naar varkens voor de Britse en Franse markt. De overheid en
de stamboeken speelden hierop in door rond 1930 selectiemesterijen op te richten. Daar werden twee zeugjes en twee beertjes
uit tomen (de worpen van een varken) van streng geselecteerde ouders onder gelijke omstandigheden getest op kenmerken van
groei en slachtkwaliteit. Deze belangrijke kenmerken werden op deze manier objectief vastgesteld. Daardoor werd enorme vooruitgang
geboekt in het terugbrengen van de dikte van het rugspek en het verbeteren van de groei en voederconversie (de hoeveelheid
voer die nodig is voor één kg groei).
|
|
|
Het varken van nu ziet er niet alleen heel anders uit dan de varkens van vroeger, maar ook de vleesaanzet en de voederconversie
van het varken is sterk verbeterd. Tot 1960 was de varkensfokkerij vrijwel uitsluitend een coöperatieve aangelegenheid, dat
wil zeggen dat de fokkers zelf eigenaar waren van de fokdieren en dat het fokprogramma gezamenlijk (coöperatief) werd uitgevoerd.
De coöperatie kreeg wel sterke steun van de overheid via onderzoek en voorlichting.
|
|
|
Het varkensvlees werd tot die tijd hoofdzakelijk geproduceerd met Nederlandse Landvarkens, Groot Yorkshires en hun kruisingen.
Er ontstond hierbij een structuur met fok-, vermeerderings- en afleveringsbedrijven. Op de fokbedrijven werden veelal de zuivere
lijnen gehouden en er werd streng geselecteerd; op het vermeerderingsbedrijf werden de lijnen gekruist en op het afleverbedrijf
werden kruisingsbiggen als vleesvarken ingezet. Na 1960 ontwikkelde de varkensfokkerij zich in een andere richting. In de
zestiger jaren kwam de kunstmatige inseminatie van de grond die uiteindelijk breed toegepast werd. Daarover meer bij Rassen.
|
|
|