|
In de moederlijnen worden de vruchtbaarheidskenmerken verbeterd. In het algemeen hebben die kenmerken een lage erfelijkheidsgraad
van rond de 10% (worpgrootte, sterfte van biggen). In de loop van de tijd is het fokdoel breder geworden en wordt er meer
aandacht besteed aan de vitaliteit van de biggen en aan de fitheid en levensduur van de zeugen. Uiteindelijk dragen al deze
kenmerken bij aan rendabele varkensvleesproductie. Kruising van twee relatief ongerelateerde lijnen (bijvoorbeeld een zeugenlijn
met een berenlijn) heeft als extra voordeel dat er een heterosis effect optreedt.
|
|
|
|