Ziektefokkerij

In de varkensfokkerij zijn verschillende aangeboren afwijkingen (erfelijke gebreken) bekend die geregistreerd worden om verdere verspreiding te voorkomen en de frequentie van de verantwoordelijke allelen laag te houden. Het gaat hier bijvoorbeeld om:
Aangeboren verlammingen
Binnenberen (teelballen die niet zijn afgedaald in balzak)
Lies- en navelbreuken
Dopspenen
Fietsers (peddelende bewegingen met voor en achterbenen)
Spreidzit
Stressgevoeligheid (grote kans dat dier sterft tijdens transport of dat vlees afwijkende kwaliteit heeft)
Trilbiggen (afwijking in het zenuwstelsel)
Tweeslachtigheid (niet vruchtbaar)
Varkens worden in hoge concentratie en in grote aantallen gehouden. Het gevaar dat dieren elkaar met een ziekte besmetten is daardoor vrij groot is. Op veel bedrijven wordt bewust gewerkt aan een lagere kans op besmetting, omdat dat de kosten voor de dierenarts sterk kan verlagen. Verbetering van de gezondheid laat een verbetering zien in de groei en de voederconversie (kg voer per kg groei) van de varkens tot wel 10 à 15%. De volgende methoden worden gebruikt om de gezondheid van de varkensstapel te verbeteren:
Uitroeiing en certificering. Deze methode wordt gevolgd voor de bestrijding van de ziekte van Aujeszky, Atrofische Rhinitis en schurft.
Start als SPF bedrijf (Specifiek Pathogeen Vrij, dus vrij van bepaalde infecties). De dieren die deze bedrijven bevolken, worden via een steriele methode met de keizersnede geboren. Deze kostbare methode wordt vrijwel alleen gebruikt om een topfokbedrijf te starten. Van deze bedrijven worden later alleen maar dieren afgevoerd naar bedrijven met een minder hoge gezondheidstatus.
Het spreekt voor zich dat bij de aankoop van fokmateriaal de nodige eisen gesteld worden aan het ziektevrij zijn.
© Nationaal Veeteeltmuseum
sluit