|
In de zeugenstapel van een vermeerderingsbedrijf is het gemiddelde vervangingspercentage circa 40%. Een gemiddelde veestapel
telt 25-35% opfokzeugen en eerste worpszeugen, 55-70% tweede tot en met achtste worpszeugen en 5-10% negende worpszeugen en
oudere zeugen. In meer dan 50% van de gevallen wordt een zeug om vruchtbaarheidsredenen afgevoerd. Bij jonge zeugen vormen
daarnaast gebreken aan de benen een belangrijke reden om hen af te voeren. Oudere zeugen krijgen vooral problemen met de moedereigenschappen,
bijvoorbeeld met de melkproductie.
|
|
|
In lijnen van fokbedrijven wordt op het niveau van de grootouders bij de beren een vervanging nagestreefd van 200%, dat betekent
dat een beer na een half jaar al vervangen wordt. Bij de zeugen ligt het vervangingspercentage op 100%, zeugen worden dus
elk jaar vervangen. Dit past in het streven om een snelle genetische vooruitgang te behalen in de top van de fokkerij van
de zuivere lijnen.
|
|
|
|