Inseminatiemoment

De bronstcontrole is bij varkens erg belangrijk. Om een zeug op het goede moment te kunnen insemineren is het van groot belang het begin en het einde van de bronstperiode te kennen. De gemiddelde bronst duurt achtenveertig uur, maar er is een vrij grote variatie tussen bedrijven van vierentwintig tot tweeënzeventig uur. Het is noodzakelijk om de bronstcontrole tweemaal per dag met een interval van twaalf uur uit te voeren met een zoekbeer, die helpt bronstige zeugen op te sporen, maar hen niet dekt. De zeug is in de bronst als zij blijft staan voor de beer (de stareflex). De eisprong vindt plaats tussen vierentwintig en achtenveertig uur na het begin van de bronst.
De beste drachtigheidsresultaten worden verkregen wanneer de inseminatie in de periode tussen nul en vierentwintig uur voor de eisprong plaatsvindt. Voor de praktijk is de vuistregel dat een zeug vierentwintig uur na het begin van de bronst geïnsemineerd moet worden. Als de zeug vierentwintig uur na inseminatie nog steeds de stareflex vertoont (dus in bronst is) dan moet ze opnieuw geïnsemineerd worden. De zeug blijft rustiger bij het insemineren, wanneer de zoekbeer in de buurt is.
© Nationaal Veeteeltmuseum
sluit