|
In de productie en de fokkerij van vleesvarkens is het kruisen van rassen en lijnen de gangbare methode. Globaal zijn in de
varkenshouderij twee soorten kenmerken belangrijk: moedereigenschappen en eigenschappen van vleesproductie. Deze twee soorten
kenmerken zijn moeilijk tegelijkertijd te verbeteren, omdat ze negatief aan elkaar gerelateerd zijn. Een dier met een hoge
erfelijke aanleg voor moedereigenschappen heeft meestal een lagere erfelijke aanleg voor eigenschappen van vleesproductie
en omgekeerd. Daarom wordt er meestal voor gekozen om zeugenlijnen te fokken op moedereigenschappen en berenlijnen op eigenschappen
van vleesproductie. In kruising van deze lijnen worden de vleesvarkens gefokt. De moedereigenschappen zijn in het algemeen
kenmerken met een lage erfelijkheidsgraad die na kruising bovendien heterosis laten zien. Daarom worden meestal eerst twee
moederlijnen gekruist om optimaal gebruik te kunnen maken van de heterosis. Daarna wordt de kruisingszeug gepaard met een
beer uit een berenlijn om de vleesvarkens te produceren. Zo wordt in een driewegkruising het heterosiseffect op moedereigenschappen
maximaal benut. Soms wordt de berenlijn ook nog weer gevormd door twee verschillend geselecteerde berenlijnen met elkaar te
kruisen. In dat geval spreken we van een vierwegkruising.
|
|
© Nationaal Veeteeltmuseum |
|
|
|