|
Koikarpers lenen zich goed voor het bestuderen van de overerving van kleuren en kleurpatronen. De overerving van de meeste
kenmerken volgt de wetten van Mendel. Kruisingen kunnen gemakkelijk worden opgezet door sperma van geselecteerde mannetjes
te mengen met eieren van geselecteerde vrouwtjes. Doordat er veel nakomelingen van een enkele ouder verkregen kunnen worden,
zijn de te verwachten ratio’s gemakkelijk en betrouwbaar terug te vinden. De huid van de karper is opgebouwd uit een aantal
lagen (zie figuur): de opperhuid, het vetweefsel en het spierweefsel. In de opperhuid liggen schubben en pigmentcellen. Een
aaneengesloten tweede laag pigmentcellen ligt op de grens van vetweefsel en spierweefsel. In de opperhuid liggen pigment cellen of chromatophoren. Er worden vier typen onderscheiden: melanophoren (zwart), xanthophoren
(geel), erythorphoren (rood) en leucophoren (wit). In het spiegellaagje (de ‘subcutis’) liggen speciale pigmentcellen, de
iridocyten. Deze bevatten guanine kristallen in de vorm van plaatjes en geven een vis de typische zilverachtige spiegelkleur.
|
|
|
De lagen in de huid van de karper |
|
|
|