Home | Algemene theorie | Theorie rundvee | Download het antwoordformulier

15 Het effect van compensatieparing

Bij het opstellen van het jaarlijkse inseminatieschema heeft melkveehouder Zwartwit zijn veestapel ingedeeld in twee groepen. Groep A bestaat uit koeien die veel melk geven, maar minder mooi gevormde uiers hebben. Groep B bestaat uit koeien die wat minder melk geven, maar hele mooie uiers hebben.
Hij heeft dit jaar zes stieren geselecteerd. Drie stieren daarvan vererven veel melk en een wat minder mooie uiervorm (groep C) en de drie andere stieren vererven wat minder melk met een mooie uiervorm (groep D). Boer Zwartwit kan kiezen. Of hij paart groep A met stieren van groep C en groep B met stieren van groep D, of hij paart groep A met stieren van groep D en groep B met stieren van groep C.

Wat gebeurt er met de variatie in melkproductie en in uiervorm bij deze twee alternatieven: (A*C en B*D) of (A*D en B*C)?

Algemene theorie: