Home | Algemene theorie | Theorie rundvee | Download het antwoordformulier

13 Hoe kun je op vruchtbaarheid selecteren?

Een coöperatieve vereniging voor kunstmatige inseminatie nodigt haar leden uit om mee te praten over het gewenste fokdoel: de eigenschappen die hun koeien over tien jaar moeten hebben. De aangesloten veehouders komen massaal naar de vergaderingen. Ze beseffen maar al te goed dat de vereniging nu bepaalt welke koeien zij over tien jaar zullen melken. Want de stiermoeders die nu gecontracteerd worden en de stiervaders die nu geselecteerd worden, zijn de grootouders van hun koeien over tien jaar. Het blijkt dat de boeren nu heel tevreden zijn over de melkproductie van hun koeien, maar erg ontevreden zijn over de vruchtbaarheid.  Ze vragen de directie om in de selectie van de stiervaders en de stiermoeders meer aandacht aan vruchtbaarheid te besteden. Ze noemen een groot aantal kenmerken op die verbeterd moeten worden: het aantal inseminaties per drachtig pink, het aantal dagen tussen afkalven en eerste inseminatie, het aantal inseminaties per koe voor een dracht en de tussenkalftijd (de periode tussen twee opeenvolgende afkalvingen van een koe).

Op welke twee kenmerken kun je het best selecteren wanneer je de erfelijke aanleg voor vruchtbaarheid wilt verbeteren? Welke twee kenmerken lenen zich daar minder goed voor en waarom is dit zo?

Algemene theorie:

Theorie rundvee: